Een bril is een optisch instrument dat voor de ogen gedragen wordt en de ametropie (refractiefout) van het oog compenseert waardoor de drager scherper ziet.
Een bril bestaat uit het montuur en de glazen.
Oogafwijkingen en hun correctie
PS = normaal zicht, H = verziendheid, M = bijziendheid, P = oudziendheid;
EL = ooglens, CL = correctielens (bril);
FP = vertepunt, NP = nabijheidspunt, NPcorr = nabijheidspunt na correctie;
rood = veraf, blauw = dichtbij; getrokken = ongecorrigeerd, gestippeld = gecorrigeerd.
Het dichtstbijgelegen punt waar een normaal menselijk oog nog scherp kan zien, het zgn. nabijheidspunt, ligt op ca. 30 cm vóór het oog (op jonge leeftijd zelfs nog dichterbij). Het verst verwijderde punt waarop het nog scherp ziet, het zgn.vertepunt, ligt op oneindig.
Bij veel mensen liggen deze punten echter op afwijkende afstanden.
Behalve van het oog zelf hangt de benodigde sterkte van een glas ook af van de afstand tussen het oog en de lens, de zogenaamde hoornvliesafstand. Deze afstand is doorgaans 12 à 14 millimeter en wordt bepaald door het montuur. Hoe groter de afstand tot het oog, hoe sterker een negatieve lens moet zijn en hoe zwakker een positieve lens moet zijn. Met een speciale calculator kan dit nauwkeurig worden berekend.
Vaak is de breking van het oog (hoornvlies en lens tesamen) niet in alle richtingen even sterk. We noemen dit astigmatisme. Het glas van de bril moet dan in de ene richting meer corrigeren dan in de andere; in de praktijk wordt er dan gezegd dat er een cilindervorm in wordt geslepen. In het brilrecept wordt aangegeven hoe sterk de cilinder moet zijn en in welke richting de cilinderas moet wijzen.
Wanneer de ogen niet goed samenwerken, moet er voortdurend moeite worden gedaan om niet dubbel te zien. Dit heet scheelzien. Wanneer het nog, met moeite, lukt de ogen in de zelfde richting te laten kijken, is het scheelzien latent; dat kan echter wel hoofdpijn en vermoeidheid veroorzaken. De klachten kunnen vaak verminderd worden door een prismavorm in de bril te slijpen. Het komt erop neer dat voor- en achtervlak van het brillenglas iets ten opzichte van elkaar worden gekanteld. De lichtbundel wordt daardoor iets opzij gebogen. Het scheelziende oog kan dan ontspannen kijken, terwijl toch het juiste beeld wordt gezien.
Een brilvoorschrift wordt opgesteld op basis van een oogmeting. Dat kan door een oogarts, een optometrist of een opticien worden gedaan. Als de opticien nog andere oogafwijkingen constateert, zal hij de cliënt naar de oogarts doorverwijzen.
Rond het 40e levensjaar zal het oog langzaam accommodatievermogen verliezen doordat de ooglens minder flexibel wordt en hierdoor niet bol genoeg meer kan worden om voorwerpen die zich dichtbij bevinden scherp te zien. Dit heet presbyopie (oudziendheid) . Het is een normale aandoening, die leeftijdgebonden is en dus iedereen zal treffen. Een leesbril vangt het tekort aan accommodatie op, waardoor dichtbij weer scherp gezien kan worden. Wanneer iemand daarnaast ook al bijziend of verziend is, wordt de voor presbyopie benodige correctie opgeteld bij de reeds bestaande myopie- of hypermetropiecorrectie (zie voor het optellen van lenssterktes de uitleg in Lens (optica), paragraaf Lenssterkte). De extra sterkte t.b.v. de presbyopiecorrectie wordt leesadditie of kortweg additie genoemd.
Het kan dus voorkomen dat een leesbril negatief is. Dat zal het geval zijn wanneer de myopiecorrectie sterker is dan de leesadditie. Wel is de leesbril dan altijd minder negatief dan de myopiecorrectie. (Veel van deze mensen hadden in het begin van hun presbyopie, toen ze nog geen leesbril of leesgedeelte hadden, de gewoonte om de (gewone) bril afzetten bij het lezen: op korte afstanden werd de presbyopie min of meer gecompenseerd door de myopie.)
De leesadditie kan ook in een gewone bril worden geïntegreerd. Dat levert dan een bifocaal (eventueel zelfs een trifocaal) dan wel een multifocaal brillenglas op. De laatste biedt een geleidelijke overgang tussen het verafgedeelte en het leesgedeelte. Men „accommodeert” dus als het ware door het hoofd iets hoger of iets lager te houden. Het voordeel is dat men niet steeds van bril hoeft te wisselen.
Vergelijking tussen niet ontspiegelde (boven) en ontspiegelde brilleglazen. De gereflecteerde stralen hebben een groene kleur in de ontspiegelde glazen.